Hij zit in de winkelwagen.
Drie jaar, te groot voor het
stoeltje, te klein voor helemaal los.
Ik sta voor de koeling. Welke vla deze keer? Het is druk. Ik
doe er veel te lang over. Ik weet het. Weet ook dat dit echt niets voor hem is.
De kar schudt en wiebelt. Koekjes worden verdrukt. Doos
frikadellen blijkt een opstapje. Irritatie begint te kriebelen.
Ik voel de
andere moeders met modelkinderen. Zoet zittend in de kar of lopend naast de
winkelwagen. Waarom kan hij niet even voor een keer ook in die halve slaapstand
die andere kinderen allemaal lijken te kennen.
Naast me een oude vrouw. Hoofd kleiner, wat kromgegroeid.
Samen voor de koeling. Ieder zijn eigen lijstje in het hoofd.
Opeens klinkt zijn stemmetje. Met een enthousiaste uithaal
hoor ik achter mijn rug: Mámá, ik hóu van jou!!!!’
Ik draai me om, zie zijn
stralende snuitje. En bij het zien van mijn lach, herhaalt hij het. zo mogelijk
nog harder en nog nadrukkelijker.
Ik kijk wat besmuikt rond, temper zijn liefde
en sus: ‘jajaja, niet zo hard.’’
Terwijl ik me terugdraai naar de koeling kijkt de oude vrouw
me hoofdschuddend aan. Herinneringen wolken uit haar ogen. Een hand op mijn
arm. ‘Meid, geniet er vooral van!’
Na een lieve knik naar het kind vervolgt ze haar weg.
Ik sta daar stompzinnig te grijnzen. Die grijns blijft,
bijna tot tranen toe.
Wie is die vrouw? Zou ze het weten? Wat dacht ze? Zag ze dat
dit prachtige kind zijn kleurige genen niet van mij heeft?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten