In het ziekenhuis voel ik me vooral de nepmoeder van de
kinderen. Ik zit er te wachten en wachten en vervelen. Genoeg tijd om na te
denken.
Drie keer eerder was ik hier.
De eerste keer stond ik vooral buiten. Jongen van 14 lag
binnen te wachten tot de operatiekamer vrij kwam. Zijn blindedarm moest er onmiddellijk
uit. Het was vrijdagavond. Hij wilde zijn moeder nog even spreken voor de
operatie. Of zijn vader. Of allebei…
En ik maar bellen en bellen en proberen. Maar ze waren niet
thuis. En ik was wel thuis en stond bij dat bed en voelde me zo
plaatsvervangend.
Het geeft niet, zei hij. Hij was 14 en het gaf nooit wat bij
hem. Hij cijferde zich zo totaal weg, dat het pijn deed. Nee, het gaf niets.
Maar of ik het nog 1 keer wilde proberen, alleen als je wilt hoor, want het
geeft niets, maar …..
En ik weer naar buiten.
Uiteindelijk is hij geopereerd. Is de operatie geslaagd. Is
zijn gezondheid ontzettend verbeterd na de ingreep en heb ik een dag later
moeder en vader kunnen inlichten.
Maar het was wel pijnlijk om te zien dat ze er niet waren.
Ook niet via de telefoon. Hij was nog maar 14 en het was toch echt een
operatie.
De tweede keer kwam ik met de ambulance. Pleegdochter
achterin. Ze leek te erg te lijnen maar bleek ook een angstwekkende
suikerspiegel te hebben. Met spoed naar de IC en maar hopen en bidden dat ze
het zou redden.
Ze heeft het gered. Ze kwam te liggen op het kamertje waar
ik deze nacht lig. Ze knapte heel snel op. Heeft wel levenslang als het om de
diabetes gaat. Het was een bijzondere ziekte. Het gaf ons gelegenheid om hardop
te zeggen dat we van haar hielden. De dagelijkse wrijving maakte dat al maanden
onmogelijk.
Het was een sterk kind. Het is een prachtige, jonge vrouw
geworden. Ze twijfelde overal aan, ze weet nu precies wat ze wil.
De derde keer liep ik aan het begin van deze afdeling. Ik
mocht onze kleine Sam bezoeken en ophalen. Heb goede herinneringen aan die
kamer. Als ik er langs loop en naar binnen kijk, zie ik weinig van toen. In
mijn herinnering was het een oase van rust en geluk.
En nu ben ik er weer. Weer met Sam. Niet meer ondermaats
klein, maar een stevige peuter met stralende ogen. De nachtzuster is ontdaan.
He, dat is die kleine die ik de fles gaf! Wauw, wat een kind is dat geworden.
Ze had zijn moeder gezien en het kind.
Er liggen bijzondere herinneringen in dit ziekenhuis. Zo’n
verplicht nachtje half waken half slapen maakt ze helder.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten