dinsdag 7 juli 2020

hoop en de toekomst

De postbode komt aanrijden. Sam sprint naar de brievenbus. Dat doet hij vaker. Verwacht je post? vraag ik. Ja, zegt hij, misschien stuurt mijn moeder op een dag wel een brief.
Zijn moeder verdween op de tweede dag van zijn leven, negen en een half jaar terug. Acht jaar geleden kwam er een ingekleurde plaat met zijn naam. In letters die doen vermoeden dat ze niet vlekkeloos leest en schrijft.
Sam weet dit allemaal. Hij weet dat er geen kans is, maar hij hoopt zo..

We lopen samen in de supermarkt, Sam en ik. Ik passeer drie mannen van mijn leeftijd. Ik denk Oost-Europeanen. Tsjonge, sist Sam, die mannen kijken raar naar je!! Als ik verbaasd kijk, verduidelijkt hij; Alsof ze je mooi vinden. Hij vindt het heel raar. Dat doe je niet en zeker niet naar mij.
Even later zit hij me van opzij aan te kijken. Is er wat? vraag ik. Ja, zegt hij, dat wist ik dus echt niet he, dat er nog mannen naar zo'n oude vrouw kijken.

Als afsluiting van het jaar ga ik met een aantal collega's barbequen. Als ik om 11 uur binnenstap, springt Sam enthousiast de trap af. Slaap jij nog niet? vraag ik verbaasd. Nee, hij heeft op me gewacht. Als hij ziet dat ik hier minder blij over ben, begint hij te huilen. Ik heb zo lang op je gewacht en ik ben zo blij dat ik je weer zie en dan doe je zo. Man had hem op tijd in bed en slaaptabletjes gegeven, maar Sam heeft zijn kamer volgehangen met paardenposters en medailles, lukraak in de muur gepind en geplakt en heeft op me gewacht. Dit is niet leuk. Vanuit pleegzorg roepen ze dat je goed voor jezelf moet zorgen. Daar hoort af en toe weggaan bij. Weet alleen niet goed of het zo helpend is als je op deze manier moet thuiskomen.

Ik poets zijn tanden. Hij lijkt ergens mee te zitten. Als ik er naar vraag, vertelt hij dat ze het op school over de dood hebben gehad. Ik vraag wat door. Hij zegt dat hij nu bang is dat ik dood ga. Lastige vraag, want ik kan hem veel beloven, maar de garantie dat ik er altijd zal zijn, is er niet.
Ik zeg hem dat pleegvader er dan nog zal zijn. Hij moet bijna huilen. Dan heb ik weer geen moeder meer, zucht hij.
Daarna moet ik zijn rug insmeren met olie. En even naast hem liggen en beetje praten over totaal andere dingen. Als ik weg ga, zegt hij heel serieus: Ben heel blij dat jij bestaat. En dat klinkt ontzettend lief.
Maar brengt mij wel bij een punt wat ik liever zo ver mogelijk wegstop. Wie gaat er voor Sam zorgen als wij er niet meer zijn? En hoelang heeft Sam zorg nodig?


Geen opmerkingen:

Een reactie posten