dinsdag 23 december 2014

fantaseren

Tijdens de cursus voor pleegouders leerden we dat pleegkinderen fantaseren. Soms omdat ze de grip op de realiteit helemaal kwijt zijn. Soms omdat ze roze wolken bedenken om vroeger behapbaar te maken. Soms omdat ze zo helemaal niets uit zichzelf zijn dat ze allerlei sterke verhalen nodig hebben om nog iets te lijken.

Fantasie mag als je vier jaar bent of zes kan ook nog wel. Maar als een tienjarige bloedserieus een fantastisch verhaal ophangt, dan klopt er iets niet.

Bij ons was Rachid de fantast. De fantasie varieerde van acht zakken vuurwerk tot een oom in Japan die verongelukte in zijn Ferrari. Van een vader bij de brandweer in Londen tot een schietpartij op straat waarin hij een rol speelde.
Wij grijnsden zuurzoet als er weer een verhaal boven water kwam. Maar de buitenwacht ging er anders mee om. Ze waren geneigd het te geloven. Tot het te gek werd, dan werd Rachid afgeschoten. Wat een vreemd figuur met zijn verhalen!

Pas bracht ik een vriendje thuis. Achterin de auto zat hij met Yan. Ze praten druk. Ze zitten bij elkaar in de klas. Weten erg veel van elkaar. Maar ook van oorlog, leger, wapens. Ik hoor het aan en het meeste volg ik niet. Tot het vriendje een bepaalde, wat lage, stem krijgt. Ik herken iets. 
En jawel hoor... 'Mijn oom, je weet wel die in het leger zit, die neergeschoten is, die ....' Ik voel een lachkriebel opkomen. Deze jongen is ook zo'n fantast! Zijn verleden liegt er niet om. Heel begrijpelijk dat hij wat met de realiteit schippert.

Ik hoor Yan hummen. O ja, o, humt hij. Ik merk dat hij het ook niet gelooft. Maar het is zijn allerbeste vriend, dus hij houdt zich in.

Wat later hoor ik 'en mijn neefje, van vijf, die heeft een verlamde arm'. Ik meng me deelnemend in het gesprek en krijg subiet een ongelofelijk verhaal over een neefje van vijf met nitraatbommen en strijkers en dichte ramen en als resultaat een verlamde arm. En weer die lage stem en wat trage woordkeus.

Eigenlijk heel triest dat je jezelf zo omhoog moet liegen, maar ik moet er wel om lachen. Vooral om het herkenbare van de manier waarop.

Op de terugweg zit Yan naast me. Ik vis eens of hij nu alles gelooft wat vriend vertelt. Hij kijkt me verrast aan. He, geloof jij het niet dan? Nee dat doe ik zeker niet. Nou, hij ook niet. Hij had alleen niet gedacht dat ik het door had. Grappig gesprek zo.

En Yan is loyaal hoor! Hij benut de hele terugweg met lofprijzingen op vriend. Wat wel waar is en wat zeker waar is enzovoort. Ik stel hem gerust. Ik vind vriend een superaardige jongen en hij mag altijd komen spelen. Alleen geloof ik niet altijd alles, maar dat maakt verder niet uit.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten