Vanmiddag komt Naomi het busje uit met grote ogen. Ze lijkt
in de war en rent het huis in naar de wc.
Daarna barst ze los. Het is zo erg allemaal. Een meisje van
school, uit een andere groep, heeft afscheid genomen. Maandag gaat ze naar een
school heel ver weg. Dat moet omdat ze morgen gaat verhuizen naar een ander
pleeggezin. Ze heeft er wel acht jaar gewoond en nu is ze elf. En ze vindt het
èècht niet leuk hoor.
Ze kijkt een poosje voor zich uit. ‘En ze gilde joh!’ Weer
een poosje stil. Dan herhaalt ze het nog een keer. Dat ze zó gilde.
Ik schrik van het verhaal. Wat een drama is dit. Na acht
jaar verhuizen uit het gezin waarvan je dacht dat je er woonde, dat je er bij
hoorde.
Ik weet het verhaal niet. Er zullen honderd goed doordachte redenen
zijn. Maar wat verschrikkelijk voor dat kind.
De schrik weerspiegelt zich in de ogen van Naomi. Zij was
ook drie toen ze hier kwam. Nu is ze negen. Ik verzeker haar dat ik nog nooit
een seconde heb nagedacht of ze weg moet. Dat ze echt mag blijven, ook als ze
elf is of vijftien. Ja, dat dacht ze wel. Ze knikt bedachtzaam en blijft stil
bij me zitten.
Vanavond onder het eten is ze nog stil. ‘Er zit een bel in
mijn buik’, zegt ze. Ik vraag of ze misselijk is. ‘Nee’, zegt ze met grote,
bange ogen, ‘alleen maar een bel. Ik weet het ook niet.’
Ik vraag of ze zo geschrokken is van het meisje. Ja, knikt
ze. En ze vertelt het opnieuw, met dezelfde bange ogen.
Haar eten gaat naar de katten. Die hebben geen bel in hun
buik. En Naomi krijgt gewoon, in plaats van eten, drie dubbel zoveel aandacht.
En nu ik dit typ, heb ik ook een bel in mijn buik. Of in
mijn hart. Of in mijn hoofd. Wat een trieste werkelijkheid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten