maandag 15 september 2014

Wat ben ik van jou?

Wat zijn wij eigenlijk van jullie? Tsja, ik heb geen woorden om dat te omschrijven. Zakelijk gezien zijn we niets van jullie. Zolang er geen sprake is van voogdij, moeten veel zaken overlegd worden. Zolang is er ook de kans dat je pleegkind weg gaat. 

Emotioneel gezien zijn ze alles voor ons. Er is niets in de dagelijkse dingen wat niet aan hen gerelateerd is, waar ze niet in meegenomen worden. Ik heb sommigen voor het eerst naar de basisschool gebracht, voor het eerst naar het Voortgezet onderwijs zien gaan. Wenste ze sterkte op de eerste echt werkdag. 
Ik verschoonde hun bedden, wist van ongelukjes, waste hun kleren, hun lijfjes, verbond hun knieen, zat voor de zoveelste keer bij de dokter of HAP. Droogde tranen, ging in discussie, zag tanden doorkomen, tanden wisselen, de eerste menstruatie, teleurstellingen, diploma's, kinderfeestjes, enzovoort. 

Ik deed alle dingen die een moeder doet voor haar kind. Dat gaat met een vanzelfsprekendheid en plezier alsof het mijn kind is. Geen moment bedenk ik dat dit niet de normale gang van zaken is. 
En toch zijn we niets van elkaar. En is de kans zelfs groot dat na jaren zorgen en samenleven, het contact heel snel verwatert. 

Een poos geleden hoorde ik de dichter Rien van den Berg een gedicht voorlezen. Hij omschreef het veel mooier dan ik kan doen.

Mijn zoon

Mijn zoon is moslim want ik ben zijn vader niet.
Ik zorg voor hem namens de man die hem verwekte
en die is moslim en hij vraagt als hij mij ziet of ik zijn zoon
besnijden wil. Een nauwelijks bedekte eis, haast een bevel.
Toch wil ik wel. Als het jong - wat voor de hand ligt - later
het geloof vindt van zijn vader, dan mag geen pijn een drempel zijn.
Maar jeugdzorg weigert kil. ‘Besnijdenis verminkt een kind,
en als hij straks per se geloven wil, brengt hij zijn offers maar.'

De kamer ligt vol lego en wij liggen in het midden. Hij maakt
zorgvuldig na wat ik hem heb geleerd. Zo bouwt mijn zoon zijn huis.
Maar vaak is hij een kleine, boze man die mij trotseert, doet hij mij aan
wat hem is aangedaan. Hij weet dat ik besta uit bloed en nagels.

Mijn zoon en ik delen het leven. Dit is vertrouwd: ik breng mijn zoon
naar bed. Ik poets zijn tandjes hagelwit en trek hem de pyjama
met het varken aan. Hij kruipt tegen me aan en vouwt zijn handjes.
Even is alles goed. Ik aai zijn zwarte stekeltjes en leer hem bidden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten