donderdag 25 september 2014

therapie

Alle pleegkinderen zijn beschadigd. Alleen al het feit dat je weg moet bij de mensen waar je bij hoort, maakt schade. De energie die het kost om jezelf weer over te geven aan een nieuwe opvoeder en nieuwe gezinscultuur gaat ten koste van andere ontwikkeling.

Meestal komt het wel goed. De tijd heelt veel wonden. Alleen hebben we zo weinig tijd. De kinderen zijn te snel groot. Soms zou je wensen dat een kind een jaartje langer peuter mag zijn of een jaartje langer 8 jaar.

Vaak lijkt therapie wenselijk. Zelden gebeurt het. De wachtlijsten zijn lang, de problemen te specifiek. Is er eindelijk plaats, dan gaat het of te slecht met het kind om nu met het verleden aan de slag te gaan. Of het gaat zo goed dat we nergens aan willen zitten. Het kind herstelt zichzelf en andere zaken helpen meer dan therapie.

Zo ook met Yan. Het ging zo slecht dat opname overwogen werd. We wilden niet. We zagen nog mogelijkheden. We zagen vooral dat dit kind op een groep zich nog meer in zichzelf zou terugtrekken. Ons gezin kon hem niet missen, hij leek niet zonder ons te kunnen.

Eerst kwamen de medicijnen. Die werden afgebouwd. Hij bleek meer te hebben dan verwacht. Wat enerzijds rust gaf, gaf ook meer tics. Wat de tics moest onderdrukken, gaf meer onrust.

Nu heeft hij niets en het gaat goed. Dit kind heeft zijn eigen therapie bedacht. En wel een erg eenvoudige. Eigenlijk bestaat de therapie uit twee onderdelen.

Het eerste is dat ik elke avond precies 15 minuten met hem praat. Na de gewone rituelen gaat zijn licht uit, deur open, overlooplicht aan. Ik moet naast zijn hoofdeind staan. Niemand mag meeluisteren.
De eerste keren verwachtte ik diepe geheimen te horen. Maar dat was helemaal niet de bedoeling. Hij heeft dat kwartier mijn volledige onverdeelde aandacht en hij kletst dan gewoon een beetje over school en over zijn familie en over eigenlijk niets. Ik snijd geen diepzinnige onderwerpen aan, vind ik niet handig zo net voor het inslapen. Het enige wat ik moet doen, is laten merken dat ik luister.

We doen dit nu al maanden en hij slaapt veel beter. Ben ik een avond weg, dan is er geen praatje. Ik lijk hierin onvervangbaar. Ben ik twee avonden weg, dan hebben we een probleem en moet ik compenseren.

Het andere onderdeel van zijn zelfbedachte therapie is haaientanden zoeken. We wonen vlakbij een stukje strand waar altijd haaientanden aanspoelen. Deze zomer heeft Yan vaak behoefte aan haaientanden zoeken. Vooral na een familiebezoek of een zware dag op school of thuis, wil hij gaan zoeken.

Op het strand zoekt hij een plek, gaat plat op zijn buik in het zand liggen en speurt naar tanden. Ik ga naast hem liggen, doe hetzelfde. Praten lijkt verboden. Af en toe laten we zwijgend de vondsten aan elkaar zien. Na een poosje gaat hij ook lopen en her en der speuren langs de vloedlijn. Ik volg hem. Dat is ook nodig, anders word ik erbij gehaald.
Voor we naar huis gaan, moet hij weer even liggen. Op zijn buik in het zachte zand, neus naar de grond.

Komen we thuis dan is hij ontspannen en vrolijk. Alle zorgen en kriebels lijken weg.

Gaandeweg de zomer ga ik het steeds beter begrijpen. Na een drukke dag verlang ik ook naar haaientanden zoeken. Met je buik in het zand, liefst met de zon op je rug, het geruis van de zee en de wind en helemaal niets zeggen.

We hebben een glazen fles in de keuken staan. Er zitten er zo'n 2000 in. Hij moet vol, begreep ik. Dat duurt jaren.

Nu wordt het herfst. Haaientanden liggen er altijd. Ben benieuwd of hij blijft vragen.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten